Het leven in de achteruitkijkspiegel
Wanneer we graag vooruit willen.
Life in the Rearview Mirror
Driving gets us from here to there. It's a necessary thing to be able to do if we want to be able to get to work, school, or anywhere really. Noticing all the instruments in the car, we can't help but notice the mirrors, in particular, the rearview mirror. What I know about this mirror is that if you spend too much time looking into it, you run the risk of a crash. That mirror is necessary to help us get where we are going but we can't spend too much time looking behind us.
Relating this to our health and happiness, let's consider how many of us live our lives in the past or what I like to think of as living our lives in the rearview mirror. It might be the ruminating we do about things in our childhoods that upset us, or maybe you ruminate over smaller things like the failed attempt to get that raise last month or having your idea adopted by your workgroup. For others, it can be the conversation you had with a friend or family member that ended with you not talking to each other years ago.
Whatever the negative memory, you roll the scene over and over in your mind, replaying what you said and what they said, and what you should have said in response and you find yourself going deeper and deeper into the emotion caused by that negative experience.
Judging the Past
The past is the past but for whatever reason, we feel compelled to label it "good or bad" based on our experiences. But truthfully, our past experiences, good and bad, make us who we are today. Focusing too much on negative experiences though can have a significant impact on our present and future. It can lead to chronic negative thought patterns, feelings of anxiety and depression, and even physical health problems. The constant replaying of negative thoughts about the past can lead to self-doubt, self-criticism, and feelings of helplessness and hopelessness.
The Cumulative Effects
Chronic negative thought patterns have the potential to turn into anxiety and depression. They can make us feel like we are stuck in the past - unable to move on. The focus on the negative can create difficulty concentrating and a lack of motivation.
Research has shown that, on a physical level, focusing on negative past experiences can wreak havoc on our bodies. The chronic stress of focusing on the negative past can lead to high blood pressure, a weakened immune system, and even heart disease. So, I ask you, "Is it worth it?"
Stopping the Cycle
It's important to know that we can learn from the past. The person we are this very minute is made up of all the minutes that have come before - negative and positive. It's how we choose to react to those negative experiences that matters for our overall physical, mental, and emotional health.
If you want to have a better present and future, let's start to stop the cycle. We can do that by recognizing when we start to ruminate on the past. Give yourself permission to feel what you feel - this part matters - then begin to reframe the situation by focusing on the present moment, asking yourself, "Was there anything positive that might have come out of what I experienced?" Also, ask yourself how you can use the experience to continue to develop into a strong and resilient human being.
As a Yoga Therapist, I might also suggest that you find time to nurture yourself. Often, negative past experiences hurt, and the wounds can take a long time to heal. Find joy in the small things in life - right here and right now - as you work through the past. Lean on good friends or family members who are willing to listen and not judge, journal to get the experience out of your head and onto paper, and find a Yoga teacher or therapist who can support you as well.
Be well dear Yogis and don't forget that you are amazing.
Namaste-
Beste lezer,
Laat ik eens beginnen om u uit te nodigen mee te gaan in mijn verhaal. Enkel mijn verhaal daar dat alles is wat ik kan bieden. Niet dat mijn verhaal nu zo spannend of uniek is maar het biedt een blik in een belevingswereld die door velen niet begrepen of herkend wordt. Vooral dat laatste is een deel van mijn continue worsteling geweest, niet alleen met mezelf maar ook met velen onder u.
Dit verhaal is geschreven voor hoogbegaafden alsook voor hun omgeving. Voor de eersten zit er misschien wat herkenning in en voor de omgeving valt er misschien te herkennen dat er heel wat meer achter die vaak eenvoudige benaming hoogbegaafd of rare snuiter zit.
Graag neem ik u mee op een reis door diepe dalen en over hoge toppen waarbij de controverse niet geschuwd maar juist opgezocht is. Mocht u hechten aan een enkelvoudig perspectief dan is zowel dit boekje als de omgang met hoogbegaafden niets voor u.
Veel leesplezier
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: de weg naar ontdekking
Verwonderd ontwaken
Stromen
Breukvorming
De breuk
Toch verbonden
Onder het weefsel
Pijnlijke confrontatie
Surrogaat
De muur
Geef acht
Verkooptrucjes
Hoge toppen
Hoofdstuk 2: Een eerste teken
De ingang van het dal
In het dal
Plaatjes
Tastbare werkelijkheid
Nogmaals door het putje
Hoofdstuk 1: de weg naar ontdekking
Verwonderd ontwaken
Vanaf het prilste moment dat ik mij kan herinneren bestaat er een dialoog in mijn hoofd. Nooit ben ik alleen en nooit zomaar met iets bezig. Altijd is er een deel in mij dat zich afvraagt wat ik aan het doen ben en waarom. Nog voor ik naar de kleuterschool ga lees ik boekjes en verwonder me over het feit dat ik lees. Niet dat ik in de gaten had dat lezen op zo’n jonge leeftijd bijzonder was maar meer de verwondering over het feit dat ik begreep dat ik begreep dat die volgorde van tekens achter elkaar een verhaaltje vormden.
Al snel was de verwondering over en werd het lezen een automatisme zonder het bijzondere aspect van dat begrip alsook dat van die achter elkaar geplaatste letters uit te diepen. Later, veel later kon ik begrijpen dat het aanleren van zaken zo snel gaat dat de details verloren gaan en enkel de methode om te komen tot het resultaat actief blijft. Er werd iets geankerd, een automatisme dat door weinigen ooit nog bevraagd wordt.
De kleuterschool was voor wat ik me ervan kan herinneren een vreemde tijd. Ik zag stereotypen opduiken en vond mezelf terug in de beschouwing van acties van mezelf en van anderen. Nee, ik was niet gewoon aan het spelen, tenminste niet wat ik nu zou kunnen begrijpen als zorgeloos spelen. Ik was meer toeschouwer en observator dan dat ik speler was. Niet dat ik niet meedeed maar het spel bood me minder voldoening dan de observatie van het geheel.
Stromen
Er was een vorm van agressie in mij, energie die ergens naar toe moest. Gelukkig werd dat onderkend werd en op m’n vijfde begon ik met judo. Zelfbeheersing, wederzijds respect en de mogelijkheid om met de ademhaling te spelen waren de ingrediënten voor wat rust. De grote poster in de dojo waarop “mens sana in corpore sano” stond bleef echter lang een raadsel. Ik kon het lezen maar niet begrijpen, vreemd, waar moest dat mens nou in zitten?
Ik leerde snel en veel, judo was iets dat me wel paste ware het niet dat er een strijdelement in zat. Technieken leren was nog wel aardig, deze met elkaar oefenen ook. De strijd aangaan was echter een heel ander verhaal. Ik hield er niet van. “Je kunt het” of “Doe maar wat je geleerd hebt” waren de aansporingen die me lieten strijden op een steeds hoger niveau waarbij het winnen of verliezen voor mij geen werkelijke waarde had. Ik kon blij zijn met een overnametechniek die gelukt was en dat was het dan wel.
Een hartgrondige hekel aan strijd welke ik nu nog steeds heb werd echter steeds meer op de proef gesteld. Ik beschikte over technieken om te winnen maar wou ze niet gebruiken. In de daarop volgende jaren had ik vele aanvaringen met kinderen op school en in de buurt. En, ondanks het feit dat ze vaak vele jaren ouder waren, dolven ze allemaal het onderspit tegen de automatismen die ik me eigen had gemaakt. Het maakte me echter totaal niet blij, integendeel zelfs. Ik voelde me niet superieur maar juist erg onzeker door de veelheid aan strijd die ik moest voeren.
Breukvorming
Op school ging het al niet veel beter. Mijn vader en opa hadden een schuinschrift dat ik al min of meer gekopieerd had maar in de eerste klas van de lagere school bleek het zaak om losse letters achter elkaar te plaatsen en pas later deze letters aan elkaar te verbinden. Tellen bleek nog geleerd te moeten worden terwijl delen en vermenigvuldigen mijn interesse hadden. Dat mijn klasgenoten niet begrepen wat ik begreep, dat kwam niet bij me op en maakte dat ik het maar vreemd vond dat er maar stilgestaan werd bij iets dat voor mij al lang verleden was. Er was nog zoveel te ontdekken en dat zou de juf ons allemaal gaan leren.
Dat gebeurde echter niet en een vorm van afscheiding maakte zich langzaam van mij meester. Ik had wel contacten met de mensen om mij heen maar ze waren oppervlakkig, alsof ze weinig om het lijf hadden en niet bijdroegen aan mijn welzijn. Dit werd nog eens versterkt door het overslaan van de tweede klas waardoor ik bij andere jongens en meisjes in de klas terecht kwam. Eigenlijk zou ik nog een klas verder moeten maar in alle wijsheid werd besloten dat het leeftijdsverschil mogelijk tot aanpassingsproblemen zou leiden. Een fraaie onderkenning maar volledig voorbijgaand aan het feit dat deze incompatibiliteit reeds bestond.
Ik voelde een vorm van pijn die steeds heviger werd. Eigenlijk was die er al een hele tijd en was ik er min of meer aan gewend geraakt. Maar toch, een vorm van pijn die ik niet kon communiceren. Wat ik ook deed of hoe ik het ook probeerde, er was geen contact mogelijk. Iedere uiting met de toen nog beperkte communicatiemogelijkheden leek alleen maar tot meer afstand te leiden. In plaats van aandacht en herkenning kreeg ik vooral te maken met irritatie en zaken die ik moest doen en vooral niet moest doen. Achteraf heel begrijpelijk maar op dat moment werd de afstand tot de mensen om mij heen alleen maar groter.
Deze vergroting van de afstand werd mij ooit duidelijk toen ik eens van school naar huis liep. Opeens drong het tot mij door dat ik het eigenlijk vreemd vond dat ik veel dingen best goed kon wanneer ik het vergeleek met klas- en buurtgenoten. Leren, judo, hardlopen en nog wat meer zaken. Dit stond in schril contrast met de ervaring die ik had met volwassenen in mijn omgeving die toch over het algemeen wel het één en ander op mij aan te merken hadden. Was er al die tijd op gehamerd dat ik dingen goed moest doen, bleek het nog niet goed.
Ik raakte enigszins verward en had het helemaal gehad met dingen die zogenaamd allemaal moeten. Uitte ik mijn pijn dan kreeg ik te maken met zaken die ik moest. Uitte ik mijn verveling door de trage opeenvolging van de lesstof dan kreeg ik ook te maken met zaken die ik moest, huiswerk maken bijvoorbeeld. Allemaal goed bedoeld maar totaal niet aansluitend bij mijn belevingswereld. Ik raakte in een isolement en een scheiding die ik toen niet kon zien. Onbewust ging ik de buitenwereld en het opdringerige moeten net genoeg aandacht schenken om er niet geheel door onder de voet gelopen te worden en vormde zich een tweede wereld waarin ik wel bezig was met mijn interesses.
De breuk
Ondanks dat ik bijna geen aandacht scheen te hebben voor de opdringerige buitenwereld was ik juist heel erg geïnteresseerd in die wereld. Graag wou ik allerlei zaken ontdekken en mijn nieuwsgierigheid bevredigen. Echter de voorstelling die mensen om mij heen hadden leken een ontdekkingstocht in de weg te staan. De voor mij onverklaarbare drang om maar van alles te moeten in plaats van een oog voor ontdekking, begrip en zeker ook contact was een obstakel dat een maatje te groot was.
Vanaf dat moment ging het bergafwaarts in mijn relatie met de buitenwereld. In de vierde klas van de lagere school probeerde ik het nog wel eens maar vanaf de vijfde was het over. Ik had een wereld geschapen waarin ik vrij was om te ontdekken en mijn interesses na te jagen. Ik las boeken, bladerde encyclopedieën door en vormde in sneltreinvaart een beeld van de wereld dat keer op keer bleek te botsen met ideeën in de buitenwereld om mij heen. Mijn leeftijdsgenootjes konden niet mee en ook vele volwassenen niet. Dat de wereld niet slechts uit feiten bestond maar juist uit relaties, afhankelijkheden en verbanden bleek een brug te ver.
Ook voor mij was het een brug te ver maar dat begrip moest nog vele jaren op zich laten wachten. Ik beschouwde de wereld maar was er nog geen deel van geworden. En dan gaat het heel snel mis met relaties en afhankelijkheden.
En het ging goed mis. De werelden gingen zo ver uit elkaar lopen dat er bijna geen contact meer was. Ik zag mezelf niet in de buitenwereld en was een soort van volledig automatische actie-reactie machine geworden. Er was wel behoefte aan contact en interactie maar dan moest het iets in zich dragen dat aansloot bij mijn interne wereld. Deed het dat niet dan was ik er onverschillig en ongeïnteresseerd naar.
Toch verbonden
Meer dan eens realiseerde ik me opeens dat ik in een situatie beland was die mijn aandacht vroeg. Na tijdenlang in mijn eigen wereld rondgespookt te hebben kwam ik er dan opeens achter dat er iets aan het veranderen was. Meisjes hadden niet zo zeer mijn interesse totdat ik opeens wakker werd en zag dat mijn klas- en leeftijdgenoten amoureus bezig waren met elkaar. En dan niet alleen dat ze met elkaar bezig waren maar ook dat het een drijvende kracht was. Iets dat zo belangrijk was dat het ze allemaal leek te beheersen.
Ik had al een wat vreemde relatie met de buitenwereld maar nu ging die zich ook nog eens helemaal anders gedragen. Er kwamen hele andere verwachtingen naar boven drijven, andere omgangsvormen ontstonden en de realisatie dat ik tijdenlang achter liep was een feit. Ik had wat gemist. Iets wat te ervaren leek in de buitenwereld leek aan te sluiten bij mijn intern knagende gevoel. Iets wat verliefdheid werd genoemd.
Ik beschouwde het en kon het benoemen. Het deed wat met me om het bij anderen te zien en ook merkte ik gevoelens in mezelf ontstaan. Zo begon een meedogenloze strijd die nog steeds voortduurt.
Waar de hoofden van mijn leeftijdsgenoten op hol gingen en ze zich overgaven aan het spel met elkaar eiste mijn rationaliteit en beschermende wereld de hoofdrol op. Telkens weer moest ik een barrière slechten als ik mijn gevoel ervoer, telkens weer kwam er weerzin op omdat die vermaledijde buitenwereld er eentje was die mezelf in de weg stond. Uitermate dwingend moest ik aan mezelf iedere mislukte poging tot contact toegeven en mocht ik al eens genieten van een wel gelukt samenzijn dan was er het beschouwende stemmetje op de achtergrond.
Het geheel werd ook nog enigszins gehinderd door de schijnbaar noodzakelijke strijd. Allerlei vormen van jaloezie en innerlijke drive maakten dat ik geconfronteerd werd met haantjes-gedrag en de schijnbaar belangrijke positie op de apenrots. Ik had er niets mee maar het feit dat sommige zaken mij goed en gemakkelijk afgingen werd al snel als een bedreiging ervaren. Ongewild werd ik daarmee betrokken in een strijd en wederom leidde iedere pyrrusoverwinning tot een ongemakkelijk gevoel. Ik wilde niet winnen of strijden, ergens kwam het me allemaal als primitief voor.
Toch zette het ankers en beetje bij beetje werd strijd een deel van mijn leven. Rationaliteit bood geen soelaas wanneer het ging om de gevoelens die ik van binnen ervoer. Ook ik werd verliefd en ervoer een bepaalde hang om binnen een groep te bestaan al was dat bestaan binnen een groep slechts een mogelijkheid om toegang te krijgen tot voor mij speciale leden van die groep. Sociale onhandigheid en een innerlijke strijd met de eigen rationaliteit maakten het hopeloos ingewikkeld en resulteerden in een wantrouwen jegens iedereen.
Al snel zag ik een potentiële vijand in iedereen en werd verscheurd door tegenstrijdigheid. Aan de ene kant was er een aantrekkelijk gevoel dat de kern raakte terwijl er aan de andere kant een afschuw was van alles wat daarvoor noodzakelijk leek. Dit onderscheid kon ik toen nog niet maken waardoor de verwarring de overhand nam en ik zo goed en kwaad als dat mogelijk was vluchtte in mijn beschermende rationaliteit.
Onder het weefsel
De eerste computers voor thuisgebruik kwamen nu beschikbaar. Waar mijn klasgenootjes zich uitleefden op de verschillende spelletjes en andere programmaatjes op zo’n apparaat was ik zeer geïnteresseerd in wat ik met zo’n apparaat kon. Spelletjes waren niets voor mij, wel hoe zo’n computer werkte en hoe je bijvoorbeeld spelletjes kon maken. Teruggetrokken in de rationaliteit en autodidact was ik binnen de kortste tijd bedreven in het programmeren van zo’n apparaat en was ook de werking van de hardware begrepen.
Er leek niets mooier dan zo’n computer, alles was logisch geordend en wanneer de taal begrepen was deed zo’n apparaat precies wat je van ‘m verwachtte. Zo’n rationele perfectie was voor mij precies het tegenovergestelde van de chaotische buitenwereld waar ik maar heel moeizaam patronen en verbanden in kon ontdekken die leiden tot een vreedzaam leven dat recht deed aan het interne knagende gevoel.
Opnieuw zat ik helemaal vast in mijn eigen wereld en leerde langzaam dat er maar eentje verantwoordelijk was voor het uiteindelijke resultaat. Een computer is slechts een dom uitvoerend apparaat dat in die uitvoering geen mogelijkheid heeft om fouten te maken. Uiteindelijk is het de programmeur die maakt of iets werkt zoals verwacht waarbij de vaardigheid van de programmeur slechts wordt bepaald door het eigen begrip dat ie heeft van de programmeeromgeving. Vele fouten maakte ik maar kon nergens anders op terugvallen, slechts mijn eigen onbegrip veroorzaakte de foutjes.
Ik was het die een verwachting had en leerde dat ik zelf verantwoordelijk was voor het feit of die verwachting uitkwam. Toen ik uiteindelijk voldoende kennis had opgedaan van de verschillende programmeeromgevingen bleek het vrij eenvoudig om van een wens naar een gewenst resultaat te komen. Ik had me een nieuw automatisme aangeleerd en de wens of verwachting was voldoende om het hele traject tot realisatie uitvoerbaar te maken.
Bij het lezen is enkel de wens om te begrijpen wat er staat voldoende om uit de letterbrij een verhaal te destilleren zodra aangeleerd is hoe al die tekens een verhaal vormen. Dat er feitelijk nooit weer aan teruggedacht wordt hoe dat nou precies in z’n werk gaat verhult het onderliggende mechanisme. Kunnen lezen is daarmee voor velen veel belangrijker dan het mechanisme en het is vrijwel onmogelijk om een tekst niet begrijpend te lezen maar haar te ontleden in de onderliggende symbolen en hun verbondenheid.
Zonder bewust bekend te zijn met bovenstaande kwam ik zo rond mijn vijftiende tot de ontdekking dat mijn verwachtingen mede verantwoordelijk waren voor het resultaat. Ik begon langzaam in te zien dat de verwachting waarmee ik de buitenwereld tegemoet trad in grote mate de uitkomst bepaalde. Iemand tegemoet treden met de verwachting dat ie toch niets samen met mij wou ondernemen leidde tot een heel ander resultaat dan dezelfde persoon tegemoet treden met de verwachting dat het wel leuk zou zijn samen iets te doen.
De buitenwereld leek daarmee programmeerbaar en mijn verwachtingen waren een zeer sterk bepalende factor in de uitkomst. Ik probeerde het wat uit op klasgenootjes en merkte een wezenlijk verschil. Zaken die ik voorheen voor onmogelijk had gehouden bleken toch mogelijk te zijn.
Er ging een nieuwe wereld open, maar niet helemaal.
Pijnlijke confrontatie
Keihard werd ik uit mijn eigen rationele wereld gerukt. Mijn schoolresultaten leidden ernstig onder de afscheiding en ik werd geconfronteerd met mijn gedragingen. Ver van mijn binnenwereld bleek ik als automaat in de buitenwereld te leven en enkel op zoek naar mogelijkheden om de pijn van de strijd en het bestaan in die buitenwereld te ontvluchten.
Bovenmatige hoeveelheden alcohol en een hang naar extremisme die zich onder anderen uitte in een muzieksmaak die alles dat de maatschappij verdoemde wel kon waarderen maakten een non-conformistische puber van me. Het was niet dat de schoolresultaten belangrijk voor me waren maar meer de omgang die daarmee gepaard ging. Mijn bestaan in de buitenwereld was niet zo heel belangrijk voor me maar de buitenwereld verwachtte schijnbaar wat anders dan het gedrag dat ik vertoonde.
Ik leefde in een wereld maar was niet van die wereld. Veelal was ik me er niet van bewust dat ik enkel bezig was om een weg te vinden die zo min mogelijk moeite kostte. Verwachtingen van anderen, toekomstperspectief en wat dies meer zij waren voor mij niet zo belangrijk. Toch, zodra geconfronteerd met die verwachtingen, gaf ik het net voldoende aandacht en energie om overeind te blijven. De ongemakkelijkheid van externe verwachtingen en mijn respons werkte averechts op mijn omgeving en de daaruit volgende druk werd steeds zwaarder.
Ik kon de buitenwereld niet vertrouwen en ook nog niet begrijpen. Er leek continu iets te zijn dat moest en dat spoorde niet met mijn ontdekkende geest. Nadat ik was blijven zitten de 4e van het VWO werd de externe druk groter evenals de interne weerstand.
Twee zeer indringende ervaringen had ik in dat jaar. Twee ervaringen die dwars door lijf en leden gingen. Het waren ervaringen waarbij het gehele lichaam NEE zei. Niet zomaar een ingeving of interpretatie maar een overduidelijk NEE. De eerste keer was in de natuurkundeles bij de formule voor hoeksnelheid en de tweede keer bij wiskunde toen de doorsnede van een vlak met een ruimtelijk voorwerp bepaald moest worden.
Ik kon er niets mee op dat moment, de formules begreep ik en waren eenvoudig uit te werken. Het was iets anders, iets dat uit een diepte kwam die ik niet kende en zo overduidelijk was dat ik het niet kon missen. Ik kon het slechts laten en laten zijn wat het was, ik had geen enkel houvast.
Gedurende de rest van dat jaar werd duidelijk dat er iets aan het bezwijken was. Het was de gevoelde plicht om te moeten voldoen aan de gestelde verwachtingen. Het werd onverenigbaar en ondanks alle goede bedoelingen en aansporingen gaf ik school op. Het VWO althans en als alternatief ging ik naar de MTS.
Surrogaat
Het leek eerst wel leuk, elektronica en programmeren, maar de lol was er heel snel af. De mensen op die school stamden voor mij echt uit het stenen tijdperk. Niet alleen qua begrip maar ook qua gedrag. Wiskundeleraren die probeerden de basisprincipes van het programmeren uit te leggen aan de hand van een boekje zonder zelf over de nodige ervaring te beschikken werden bijna tot wanhoop gedreven. Evenals de leraren die geconfronteerd werden met resultaten uit simulatiesoftware waarvan het gehele bestaan hen onbekend was in plaats van daadwerkelijke metingen.
Het was de tijd dat ik redelijk heb leren biljarten. Veel van de tijd die ik eigenlijk op school door moest brengen werd versleten in een café aan de biljarttafel. Niet dat ik nou zo graag wou biljarten maar een ontsnapping aan het keurslijf van de school was wel gewenst. Iets dat een aantal leraren wel met me deelden maar nooit hardop konden zeggen. Velen van hen vonden het uiteindelijk wel best dat ik slechts in de klas kwam wanneer de noodzaak bestond.
De leiding en leraren op die school waren veelal technisch onderlegd en/of autoritair. Dit maakt het voor mij vrij gemakkelijk om de rechtlijnigheid in hun denken als een soort van programmeerbare module te zien. Dit leidde vaak tot hilarische situaties wanneer de druk van die autoriteit wat te groot werd. Ik leerde er mee spelen en dat werd me veelal niet in dank afgenomen. De gevolgen hiervan bleven echter over het algemeen beperkt.
Tijdens mijn stage aan de universiteit groeide ik al snel uit mijn rol als reparateur van elektronica. Binnen de kortste keren zat ik heerlijk in mijn vel en werkte samen met de vakgroep ingenieurs aan de ontwikkeling van soft- en hardware voor een pilot-project. Graag hadden ze me gehouden en er werd serieus gekeken naar de mogelijkheid om mij versneld een bul te laten halen en in dienst te nemen. Iets dat voornamelijk om budgettaire redenen niet lukte. Het ongeloof van mijn stagebegeleider over de prestaties van mij als lastige leerling was veelzeggend en was dan ook iets dat ie vaak uitte.
De muur
Ik ging veel uit en vergoelijkte mijn pijn met drank en een bestaan dat gekenmerkt werd door het ontdekken van grenzen. Ik kon niemand vertrouwen en deed dat dan ook niet. Alles stond in het teken van een soort verdediging van mijn bestaan en dat werd uitgevoerd door verbaal choquerend optreden om het daarna weer wat af te zwakken. Hiermee bouwde ik een virtuele muur om mezelf die de onderliggende onzekerheid in de buitenwereld verborg.
Deze knagende onzekerheid werd telkens weer bevestigd door de dialoog in mijn hoofd. Spontane lol was er maar dat werd dan weer snel overschaduwd door zelfbeschouwing. Een lach werd gevolgd door de interne vraag waarom ik nu aan het lachen was. Alles leek belangrijk en de wat angstige controledrift zorgde ervoor dat ik overal op ging letten. Houdingen, blikken, intonatie en nog veel meer grotere, kleinere en hele kleine details hielden mij bezig.
De schijnbare zekerheid en onbezorgdheid om mij heen was voor mij onbegrijpelijk. Ongenuanceerd uitgebrachte expressie leidde moeiteloos tot ongefilterde impressie. Het gebeurde overal om me heen en ik had moeite om het niet als onnozel te beschouwen. Een volgende ruzie of gênante vertoning binnen mijn vriendengroep zag ik van mijlenver aankomen en er leek hen niets te hinderen in de uitvoering ervan.
Met liefdesrelaties kon ik ook al helemaal niets. Ondanks dat er gevoelens aanwezig waren nam het rationele geneuzel in mijn hoofd het geheel over. Rationeel geneuzel dat maar geen rationaliteit kon ontdekken en uiteindelijk kon ik de meeste lieden van het andere geslacht slechts beschouwen als volledig buitenaards.
Ik had werkelijk geen idee wat er allemaal verwacht werd en was regelmatig stomverbaasd hoe zaken liepen. Soms leidden wat Bacchus offerandes tot totaal onverwachte escapades met lieden van het andere geslacht om de daaropvolgende dagen volledig verdwaasd te ontdekken dat ik geen idee had wat ik er mee aan moest.
Geef acht
Mijn militaire diensttijd was een aaneenschakeling van hilariteit met autoriteit. Het duurde minder dan een week om te komen van redelijk onder de indruk van al die imponerende nieuwigheid tot herkenning van clownesk gedrag. Wetende dat de tijd voor mij slechts 14 maanden zou bedragen en al die rare snuiters met streepjes er hun leven van maakten, maakten dat ik het niet al te serieus kon nemen.
Marcheren, sporten en nog meer van die militaire dingen was niets voor mij en al snel werd onderkend dat ik beter wat anders kon gaan doen. De techniek echter fascineerde wel en het duurde dan ook niet lang of zo’n koepelgeschut kende weinig geheimen meer. Dat ik een interface bouwde en mijn eigen computer er aanknoopte waarmee ik redelijk wat speciale en heel dure apparatuur overbodig maakte werd niet zo goed begrepen. Stoppen met die gekheid!
Ik werd gestationeerd in Duitsland en één van de techneuten voor een speciaal evenement, een mondiaal wedstrijdje schieten met tanks. Het kon me weinig boeien, aan een paar knopjes draaien en de bemanning kon daarna bijna 100% raak schieten.
Binnen de kortste keren had ik mijn vrachtwagen voorzien van een frituurpan, diepvries, koelkast en geluidsinstallatie waardoor er voor iedereen op het oefenterrein frikandellen, repen en frisdrank aanwezig was. Niet alleen de vrachtwagen moest het ontgelden, ook in de hangar waar de bemanningen aan hun tanks poetsten stond al snel een keet voorzien van vette hap, repen en frisdrank.
Dat ons techneutenteam hiermee een redelijke concurrent was geworden van de vreetschuur op de kazerne leidde uiteindelijk via wat hoge omes tot een compromis. En daarmee tot een totaal verval van iedere autoriteit.
Het was niet bewust gebeurd maar mijn onbevangenheid was ongrijpbaar geworden. Promoties weigerde ik en enige vorm van gezag gleed gewoon van me af. Wachtmeester, ritmeester en majoor, geen van allen kon werkelijk dwingen en hun voorstelling dat er bij enig conformisme voor mij een prachtige carrière in het leger kon liggen was aan dovemansoren gericht.
De enige die het uiteindelijk begreep was de commandant van de kazerne. Hij vertelde me dat het leger en de mensen daarin slechts in hiërarchische structuren konden functioneren en niet om konden gaan met een totaal gebrek aan leiding. Teneinde de leidinggevenden van mijn groep niet te veel te belasten tijdens het evenement werd gevraagd of ik misschien niet wat eerder de militaire dienst wou verlaten, er werd gewoon doorbetaald maar ik hoefde niet te verschijnen. Ik stemde toe al wist ik niet precies waarom.
Tijdens mijn laatste dagen op de kazerne begon het tot me door te dringen in welke situatie die beroepsmilitairen verkeerden. Gezamenlijk leefden ze in een soort van Nederlands dorp in Duitsland en zowel op de kazerne alsook tijdens hun vrije tijd waren ze onderhevig aan het absolutisme van de hiërarchische structuur. Ik bedacht me dat het voor hen zelfs in de vrije tijd niet mogelijk was om gelijkwaardig te zijn aan elkaar. Toen dat doordrong bleek ik opeens met tranen in de ogen te staan. Al die stoere en sterke mannen en vrouwen zaten zo vast als een huis, het vervulde me met ongeloof, afschuw en medelijden.
Tijdens een laatste onderonsje met de twee dames uit het peloton moest ik nog een keertje slikken. Beide dames vond ik heel erg leuk en dat bleek wederzijds te zijn. Dát had ik dus volledig gemist.
Ik was altijd wel een beetje met ze aan het ouwehoeren maar blijkbaar had ik ze op een dusdanig onbereikbare plaats gezet dat het volledig aan me voorbij was gegaan dat er avances waren gemaakt, er door hen geregeld was dat ik met hen nachtritten maakte of een inspectieronde maakte op oefening.
Het was alsof er een hele grote klok ging luiden: hallo, dit is uw wake-up call, datgene dat u wenste staat voor u en was al die tijd beschikbaar.
De dames hadden het er al vaker met elkaar over gehad en in plaats van onderlinge concurrentie hadden ze bedacht dat het één van hen toch wel moest lukken om die rare snuiter wat los te weken. Lachend om zoveel onbegrip tussen elkaar na maanden op elkaars lip te hebben gezeten heb ik uiteindelijk afscheid genomen. Van hen en van de militaire dienst.
Een dubbel gevoel resteerde. Ik had vertoefd tussen mensen maar was niet met hen. De meesten vond ik wel aardig, sommigen zelfs wel meer dan dat, maar ik kon er niets mee. Het waren mensen net als ik, maar toch anders.
Verkooptrucjes
Na hier en daar wat gewerkt en gesolliciteerd te hebben werd ik uitgenodigd om een opleiding commercieel-technisch medewerker te volgen. Een zwaar gesubsidieerd project van 9 maanden met baangarantie. Daar mijn ouders een goedlopend bedrijf hadden en ik wel eens met één van de vertegenwoordigers mee was geweest leek het me wel wat om wat extra kennis op te doen.
Techneuten die ook nog eens met mensen om konden gaan was de insteek en schijnbaar bedoeld om het rendement van techneuten te verhogen. Het waren negen maanden voltijd scholing waarvan zo’n 30% van de tijd besteed werd aan administratieve zaken en de overige 70% aan verkooptraining.
De verkooptraining was zeer intensief met veel interactie, oefening, zelfreflectie met videocamera’s, gastsprekers en een onderliggende psychologische laag. Vooral de psychologie eronder kon mij wel boeien, schijnbaar was het mogelijk om menselijke denkwijzen te ontdekken, te typeren en daar een strategie op los te laten. Het werkte en het ging me vrij makkelijk af om in de huid van mensen te kruipen.
Eenmaal bekend met de grote lijnen van de verschillende en onderscheidbare denkwijzen van mensen bleken deze voor mij vrij eenvoudig te internaliseren. De weg naar een gewenst resultaat was dan vaak niet meer dan het drukken op een paar knopjes behorende bij de typerende denkwijze. Ook de knopjes kwamen nog uitgebreid aan bod en zo ontstonden er constructies die ik als programmeerlijnen ontwaarde.
De herkenning werd nog wat groter toen ook zaken als neuro-linguïstisch programmeren aan de orde kwamen. Niet alleen bleek het mogelijk om potentiële klanten te bewerken maar ook werd het mogelijk om mezelf te programmeren. Dit was een wereld waar ik wel wat mee kon en binnen de kortste tijd was ik zeer enthousiast over de mogelijkheden. En eenmaal enthousiast zuig ik alles op als een spons. Een stimulans van mijn intellect is voldoende om met tomeloze energie zaken te gaan ontdekken.
De gehele cursus was resultaatgericht en dat was bereikt. De focus lag op het behalen van een verkoopgerelateerd resultaat. Primair zag ik de toepassing dan ook op de verkopen die te behalen waren met de behandelde gereedschappen. Maar ergens was een zaadje geplant dat nog tot bloei moest komen.
Hoge toppen
De stage van de cursus resulteerde in een baan als binnendienst medewerker bij een internationaal marktleider. Toepassing van het geleerde zorgde er voor dat mijn carrière met grote sprongen verliep en ik voelde me wel lekker in mijn vel. Ik had vele internationale contacten en at meer buiten de deur dan in m’n nieuw gekochte thuis. Overdag offertes en telefoon, ’s avonds uit eten en wat drinken met klanten die overgekomen waren.
Het geheel liep in een sneltreinvaart en was helemaal mijn wereld geworden. Als een vis in het water speelde ik met klanten en kon goed voorspellen welke contracten, en hoe, ik ze binnen zou slepen. Ik zocht grenzen op en bracht een soms wat onconventionele aanpak naar voren waarbij ik de hulp nodig had van het management of één van de wereldwijde kantoren.
Het bleef niet onopgemerkt. In positieve zin groeide mijn carrière, in negatieve zin kwam er weerstand die ik niet opmerkte voordat het te laat was. Volledig buiten mijn gezichtsveld bleken er wat managers te zijn die schijnbaar een bedreiging in mij zagen. Ik had het niet in de gaten want feitelijk besprak ik slechts zaken met de algemeen directeur en had niet zoveel met hen van doen.
Als dat maar fout gaat. En dat deed het.
Tijdens een zakenreis van de algemeen directeur kwam ik ’s morgens wat later op kantoor omdat ik die avond daarvoor met wat buitenlandse gasten was gaan eten. Er was direct paniek in de tent daar niet alleen ik te laat was maar ook de klanten waarmee een voor mij onbekende afspraak gepland was om half negen ’s morgens. Even later zat ik in een MT vergadering waarin duidelijk werd dat zij als MT iedere medewerking aan een verdere groei van mijn carrière zouden blokkeren en waar mogelijk deze zouden torpederen.
Ondanks dat de algemeen directeur furieus was over de gang van zaken had ook hij te maken met het MT en was de keus derhalve snel gemaakt. Ik verliet een illusie armer maar een ervaring rijker het bedrijf waar ik me kiplekker had gevoeld.
Het ging allemaal zo snel dat het een donderslag bij heldere hemel leek die me totaal onverwacht volledig van mijn stuk bracht. Een pijn die voelde alsof een hart uitgerukt werd en een verstand dat volledig dicht sloeg.
Even daarvoor was mijn relatie al op de klippen gelopen door iets dat ik toen nog niet kon zien en al helemaal niet begrijpen.
Er was niets meer.
Hoofdstuk 2: Een eerste teken
De ingang van het dal
Er was iets, iets dat ik in anderen zag dat me al tijden lang intrigeerde. Het was ook wel iets meer dan intrigeren want het veroorzaakte een nogal dwingend gevoel van binnen. Op één of andere manier moest ik er wat mee zodra ik het zag en dat leverde vrijwel nooit een prettige respons op.
Mijn relatie was stukgelopen en daar begreep ik helemaal niets van. Die breuk kwam als een donderslag bij heldere hemel en hoe ik het ook nog probeerde te achterhalen, de reden bleef mij vooralsnog onbekend. Niemand kon mij iets vertellen en het bleek onmogelijk om de reden toe te wijzen aan iets tastbaars of bekends.
Ik ervoer een pijn die ik nog nooit eerder had meegemaakt. Ik was wel gewend aan wat pijn maar dit kwam op één of andere wijze zo hard aan dat er een vorm van moeizaam te beheersen paniek optrad. En er kwam een neerslachtigheid op die ik slechts kon ontvluchten door uitgaan en afleiding in het werk. Dit werkte maar voor even en toen kwam ook daar een einde aan.
Ik kwam thuis te zitten en begon in alle voegen te kraken. De muren kwamen op me af en ik kon nergens heen. Waar ik ook heen ging liep ik tegen een muur van onbegrip op en thuis waren er slechts muren. Compleet richtingloos ijsbeerde ik in mijn huis op en neer zonder op enige plek rust te vinden. De stilte van de nacht werd uiteindelijk een soort van vriend en het slaap-waak ritme veranderde.
Totaal verloren kon ik me nergens meer toe zetten en verloor vrijwel geheel het contact met de buitenwereld. Er was iets in mij gaande dat zo dwingend was dat het leek of werkelijk het moest. Er was geen ontsnappen aan en de dwang nam mij geheel in beslag. Het leek of de oplossing in mijn interne rationele wereld moest liggen en het was die wereld waar ik volledig ingetrokken werd.
Allerlei zaken die noodzakelijk waren om te leven kwamen steeds verder bij me weg te staan. Het zeker stellen van een uitkering wou maar niet lukken, boodschappen halen werd een bijna onmogelijke opgave en allerlei goedbedoelde of dwingende adviezen van instanties gingen volledig langs me heen. Voor de buitenwereld was ik zo goed als onbenaderbaar geworden.
De mogelijke gevolgen hiervan kon ik nog onderscheiden maar het ontbrak me volledig aan iedere vorm van moed, interesse en wilskracht om er iets mee of aan te doen. De dwingende interne rationaliteit had me zo volledig in z’n grip dat het leek of iedere aandacht die ik eraan probeerde te besteden direct weer leidde tot een grotere neerslachtigheid en uitputting. Steeds dieper raakte ik verstrikt in mijn eigen wereld en er leek maar geen einde aan te komen.
Dat wat me nog enigszins overeind hield leek een vorm van hoop en houvast te bieden. Ergens was er iets dat me leek te zeggen dat er een oplossing gevonden kon worden, dat ik er dicht bij was en ik er wel zou komen.
De problemen met en de druk van de buitenwereld stapelden zich op. Ik raakte in financiële problemen en moest toch echt wat om niet ook in die opeenvolging te verzuipen. Uit alle macht probeerde ik mijn aandacht op die zaken te richten en er wat actie in te ondernemen. Het lukte ternauwernood om het weer enigszins vlot te trekken maar niet zonder een strijd om alles of niets.
Ik zag geen heil in de buitenwereld en deze was ook nog eens heel vervelend met allerlei zaken als deurwaarders en het noodgedwongen moeten maken van afspraken. Er was iets in me dat me ervan wegtrok en er was iets in me dat besefte dat ik er juist wel wat mee moest. Ik werd volledig uit elkaar gereten door deze interne tegenstelling en had alle moeite om ook maar iets te doen of ook maar te beseffen wat ik aan het doen was.
Toen ik mezelf eens op de motor ontwaarde rijdend met snelheden die enkel tot hele grote ongelukken konden leiden ontstond er bij het geschrokken afremmen een hele vreemde dialoog. Was ik nu echt bezig om mezelf de dood in te rijden? En waarom zou ik dat dan doen? Gevolgd door een ijzige stilte.
Deze stilte kende ik niet.
In het dal
Het was stil geworden in mijn hoofd. Een aangename stilte die heel
vreemd overkwam. Ik kende het niet maar het voelde heel vertrouwd aan.
Er was iets of het leek iets, maar het was stil.
Toch leek die stilte te spreken, niet in woorden maar op een wijze die
niets aan duidelijkheid te wensen overliet. Niet dwingend zoals ik kende
vanuit mijn gedachten maar heel natuurlijk. Zonder ook maar enig woord
was me iets duidelijk geworden en een richting ontdekt.
Ik begon mezelf te zien. Niet zoals voorheen vanuit mijn veronderstellingen, maar zoals ik was. Was ik voorheen vanuit mijn eigen wereld bezig de wereld te aanschouwen, nu ging ik mezelf aanschouwen. Ooit was ik er zo rond mijn vijftiende achter gekomen dat mijn gedrag een rol speelde in wat ik ervoer, nu kon ik dat ook werkelijk gaan beschouwen.
De ontdekking dat het mogelijk was om mezelf te leren kennen maakte me duidelijk dat ik mezelf totaal niet kende. Ik had een beeld van mezelf dat niets meer bleek dan een zorgvuldig geconstrueerd plaatje. Een sterk gekleurd filter van het geheel dat ik was. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt en er brak een volgende periode van strijd aan.
Pogingen om te ontrafelen wie of wat ik werkelijk was werden continu gehinderd door het zelfbeeld dat ik had. Teneinde iets te weten kon ik slechts bij mezelf terecht en de antwoorden die opkwamen kwamen vooraleerst uit mijn zelfbeeld. Deze cirkel moest doorbroken worden en het duurde dan ook even voordat ik daar een methode voor had gevonden.
Heel langzaam maakte ik progressie en het werd mij steeds duidelijker dat het bestaande beeld zich hevig leek te verzetten tegen een verandering. Het leek een eigen leven te hebben dat draaide om zelfbevestiging. Mijn zelfbeeld leek een zichzelf beschermende entiteit, een gedachteconstructie die zich voordeed als ik.
Voorheen was mijn zelfbeeld de leidende ik, nu was er een ik die mijn zelfbeeld bekeek. En ik zag niet enkel mijn zelfbeeld maar begon ook te zien dat ik een rol speelde in het geheel. Mijn gedrag was net zo belangrijk als gedrag van anderen voor het effect dat we op elkaar hadden. Jarenlang had ik me veilig en zeker gevoeld in mijn een eigen wereld en nu ontdekte ik dat dat allemaal niet zonder consequenties was geweest.
Langzaam maar zeker werd duidelijk dat er ook een plaats was voor mijn rol in de bejegening van anderen. In plaats van een wijzen naar de buitenwereld kwam er nu plaats voor een wijzen naar mezelf. Ik zag een geheel van onderlinge relaties en afhankelijkheden waar ik deel van uitmaakte en een moeizame en pijnlijke ontdekkingstocht volgde.
Ik begon in te zien dat het niet alleen de buitenwereld was die mij pijn deed, maar ook dat ik er was die de buitenwereld pijn deed. Dit inzicht kwam niet zonder slag of stoot daar ik keer op keer moest accepteren dat ik degene was geweest die anderen pijn had gedaan. Het feit dat ik er toen niet van bewust was dat ik anderen pijn had gedaan was irrelevant en het kostte enorm veel moeite om mezelf daarvan te overtuigen.
Ik voerde een strijd tussen oud en nieuw begrip waarbij het oude begrip alle mogelijke moeite deed om in de leidende vorm te blijven bestaan. Ik kwam er achter dat ik erg op mijn hoede moest zijn voor mijn eigen denkbeelden die mogelijk manipulatief en ronduit leugenachtig waren. Ik kon mezelf niet vertrouwen en had grote moeite om overeind te blijven.
Het was een periode waarin ik vocht tussen hoop en vrees. Ik kon zien dat ik anderen pijn had gedaan en voelde hun pijn. Pijn die dwars door me heen trok en me menigmaal huilend op de vloer deed belanden. En ik voelde de pijn die het deed om te accepteren dat ik die pijn had veroorzaakt. Eerst leken deze pijnen op elkaar, het deed gewoon erg veel pijn, maar langzaam begon ik een verschil te ontdekken tussen die twee. De pijn die ik veroorzaakt had voelde echter en natuurlijker dan de pijn van de acceptatie.
Stukje bij beetje kwam ik erachter dat de pijn van de acceptatie niets meer was dan zelfmedelijden. Niet minder pijnlijk maar anders dan de pijn die ik veroorzaakt had. De pijn die ik veroorzaakt had was door mij aan anderen toegebracht en had een hele andere lading dan de pijn van de acceptatie daarvan. Ik voelde mee of kon me inleven in de pijn die een ander door mij ervaren had en ik gruwde van mezelf.
Ik ging terug in mijn geheugen en zag de wereld helemaal anders. Telkens zag ik dat ik, totaal onbewust maar daarom niet minder echt, een verschrikking geweest moet zijn voor velen. Ondanks de pijn die het opleverde was er een drive om het allemaal te aanschouwen, mee te maken en te accepteren. Een drive die voortkwam uit een ander begrip dat geen genoegen nam met half werk. Ik was schuldig en moest ook exact weten waaraan.
Plaatjes
Na de worsteling met het oude denkbeeld dat zich maar met moeite liet vervangen brak er een periode van rust aan. Het leek of ik in een nieuwe wereld was aangeland. Een wereld waarin ik had geleerd mezelf te zien.
Een vreemde gewaarwording was het wel, ik kon mezelf nu ook zien zoals anderen mij zagen. En niet alleen zien, ook was het mogelijk om zaken te voelen die voorheen niet leken te bestaan. Eigen gevoelens en gevoelens van anderen vormden een web waarin ik een rol speelde. De wereld was groter geworden en een onderlinge afhankelijkheid werd duidelijk zichtbaar.
Ik begon te zien dat ik een rol speelde en al mijn hele leven een rol gespeeld had. Afhankelijk van de omstandigheden presenteerde ik me op een bepaalde wijze en deed daarmee voorkomen dat ik was zoals ik mezelf voorspiegelde. Feitelijk kreeg iedereen mij te zien zoals ik dat gepast achtte of, en dat kwam ook vaak voor, waar ik me toe gedwongen voelde. Ik hield een plaatje of masker op van mezelf.
Ook naar mezelf toe bleek ik vaak een rol te spelen waarmee ik mezelf liet geloven dat ik diegene of datgene was wat ik mezelf voorhield. Het was een spel met plaatjes en heel langzaam kwam ik tot de ontdekking dat ik behoorlijk handig was met die plaatjes. Ik kon mezelf en anderen vrij eenvoudig wat laten geloven en daarbij verzorgde ik dan een bijpassend plaatje van mezelf.
Deze ontdekking dat ik enkel en alleen plaatjes maakte, niet alleen om anderen iets te laten zien, maar ook mezelf, leidde tot grote wanhoop. Alles wat ik van mezelf kende bleek een plaatje van mezelf te zijn en alles wat ik pretendeerde naar anderen te zijn bleek net zo goed een plaatje van mezelf te zijn. Het enige dat ik bleek te hebben waren plaatjes van mezelf die te pas en te onpas een beeld schetsten van mij. Ik hield mezelf voor de gek en anderen ook.
Ik was niet echt, of beter, ik had geen idee wie ik was. Het enige dat ik van mezelf kende was dat wat ik mezelf voorhield. Een beeld dat aangevuld werd door wat mijn omgeving allemaal van mij dacht. Een totaal van illusies waarin ik op dat moment helemaal niets kon ontdekken wat echt was.
Mijn wereld stortte nog wat verder in tot volledigheid toen het tot me doordrong dat niet alleen ik op die wijze leefde maar dat ieder ander dat ook deed.
Er was niets meer. Alles was verworden tot plaatjes die niets meer bleken te zijn dan slappe aftreksels van een werkelijkheid die ik niet kende. De leegte die in mij ontstond was bijna ondraaglijk en nergens kon ik ook maar enig houvast vinden. Ik viel in een diep gat en had de grootste moeite om me ook maar ergens op te concentreren.
Alles wat ik voor werkelijk had gehouden leek weg te zijn. Alle beelden, of het nu mijn zelfbeeld of het beeld van een ander was, bleken illusies. De werkelijkheid was de werkelijkheid niet meer en daarmee leek ik zelf ook niet werkelijk meer.
Het enige dat ik met grote moeite nog vast kon houden als werkelijkheid was dat ik leefde. Ik zag mezelf in de spiegel en voelde de tastbaarheid van de omgeving. Dat was het enige dat ik nog als echt kon zien. Van de rest wist ik dat het illusies waren en daarmee waren gedachten van mezelf of van anderen niet meer welkom.
Dit ging zo ver dat ik niets meer te maken wou hebben met vrienden en bekenden daar het allemaal niet echt was voor me. Ik was uit het veld geslagen en enkel en alleen de gedachte al dat er weer iets onwerkelijks binnen zou dringen maakte me bijna angstig. Ik sloot me af en buiten mijn werk zo’n beetje op in mijn eigen huis.
Ik werkte als vertegenwoordiger en begon steeds meer moeite te krijgen met datgene wat ik deed. Nadat ik weer eens een order binnen had gesleept brak ik toen ik me realiseerde dat ik me als een halve automaat gedragen had. Als een Tell-Sell verkoper. Zo overdreven onecht als enkel te zien is op TV had ik staan praten. En, het leidde ook nog tot een resultaat.
Het was de automatische piloot waarop ik functioneerde. Ik sleepte me ’s morgens uit bed en volledig beheerst door automatismen gingen de dagen voorbij. Het was niet echt, het voelde niet echt en ik kon geen enkele motivatie opbrengen.
Een eenvoudig psychologisch spelletje, het spelen met plaatjes bij klanten, was één van mijn automatismen geworden. Een automatisme dat ik verafschuwde vanwege haar onwerkelijkheid. Toen ook nog eens duidelijk werd dat ik onbewust alles uit de kast haalde om die rol te spelen, tot het in mijn ogen mensonwaardig Tell-Sell gedrag aan toe, werd ook mijn werk onhoudbaar.
Ik was leeg. Ontdaan van alle waardigheid, hoop en dromen was er zelfs geen ik meer over. Er resteerde slechts een tastbare werkelijkheid.
Tastbare werkelijkheid
Mijn wereld was niet echt meer. Mijn zo vertrouwde gedachten bleken niets meer te zijn dan illusies die een draai aan de werkelijkheid gaven. Ook het enige dat ik dacht dat echt was bleek niets meer te zijn dan een denkbeeld, ik was een denkbeeld van mezelf.
In een wereld die solide was waren mijn gedachten slechts schimmen en bleken ze een onwerkelijkheid. Mijn gedachten bestonden wel als gedachten, en waren daarmee echt, maar ik kon geen relatie vinden met de werkelijkheid zoals die zich presenteerde. Ik kon er van maken wat ik wilde en wanneer ik dat maar consequent deed ging ik mijn eigen illusies geloven. Onbewust creëerde ik mijn eigen beeld van de wereld en dat bleek op weinig meer gestoeld dan mijn eigen aannames.
Er ontbrak een fundament waarop ik mijn aannames stoelde, een basis welke het geheel kon dragen. Op school en in de verschillende boeken die ik had gelezen werd de wereld voorgesteld als een geheel van deeltjes en krachten, tastbare zaken en dat wat hen beweegt. Natuurwetten die onaantastbaar waren en de wekelijkheid vormgaven.
Daar dat het enige was dat in mijn ogen echt kon zijn ging ik die tastbare wereld onderzoeken. Als er iets echt was dan moest het hier toch in te vinden zijn. Ik ging op zoek en al snel werd ik volledig in beslag genomen door mijn ontdekkingsreis. Een innerlijke drive om iets te vinden dat wél echt zou zijn en een uitdaging voor mijn intellect waren de garantie voor tomeloze inzet.
Weer werd ik in beslag genomen door iets dat weinig te maken had met normale dagelijkse beslommeringen en deze werden dan ook verwaarloosd. Er was iets veel noodzakelijker en aantrekkelijker dan geneuzel met hypotheken en baantjes. Dit ging ergens om, om mezelf en wat er nu werkelijk was. Het resultaat was ook weer hetzelfde, ik verloor mijn interesse in de in mijn ogen oppervlakkige buitenwereld en ging volledig op in mijn zoektocht.
Uiteindelijk nam ik een baantje bij een automatiseerder maar dat kon niet meer verhinderen dat ik noodgedwongen mijn huis moest verkopen. De uiteindelijke ineenstorting van dat wat door velen werd gezien als bestaan en progressie in de wereld kon me niet zo heel erg boeien. Ergens was ik wel blij dat ik me daar niet meer druk over hoefde te maken.
Het baantje beviel me wel, hard- en software, netwerken en de opkomst van het internet. Als éénoog in het land der blinden was het een eitje voor me om de dagen op redelijk aangename wijze in te vullen. Technische kennis en commerciële ervaring kwamen bij elkaar en er ontstond een soort van ivoren toren waarin ik het meeste geneuzel buiten kon sluiten.
Ook mijn nieuwe onderkomen was wel akkoord, een voormalig kantoortje van 3,5 bij 3,5 meter zonder douche maar wel met een toilet en waskraan. Vlak voor de ineenstorting was ik een relatie aangegaan met een vriendin en bij haar kon ik toch regelmatig douchen. De relatie verliep wat problematisch na de ineenstorting daar zij toch wat moeite had met de perceptie van anderen die haar vriendje met argusogen bekeken. Begrijpelijk, voor de buitenwereld was mijn situatie verre van normaal en ja, wat moest je dan met zo iemand?
Toch was er iets, iets dat ik tot dan niet kende. Er was begrip, niet zozeer begrip voor mijn situatie maar meer voor een beleving. Iets dat leek op herkenning maar geen van beiden wisten we er de vinger op te leggen. Zij merkte dat ze erg onder invloed stond van het claimgedrag van een vriendin met een ziekte en hoe ze het ook probeerde, ze kwam er niet los van. Ook ik zat gevangen en kwam maar niet los. We gunden elkaar vrijheid maar konden onszelf en elkaar niet bevrijden. Het duurde nog een klein jaartje en daarna was het over.
Intussen vorderde mijn zoektocht gestaag en ging ik de wetenschappelijke weg van standaard model, relativiteitstheorie, kwantumtheorie, snaren en M-theorie. Een wereld waarin vrij eenvoudig te verdwalen valt maar ik verdwaalde niet. Ik was op zoek naar mezelf. Een aantal jaren onderzoek bracht me veel kennis en inzicht maar heel langzaam begon me iets te dagen. Er begon onderhuids iets te kriebelen dat een uitweg zocht.
Misschien had de wetenschap het antwoord niet en waren alle stellingen en theorieën over de tastbare werkelijkheid niet meer dan aannames of plaatjes. De reguliere wetenschap hulde zich in abstractie om maar iets te beschrijven waardoor een groot deel van de onzekerheid verborgen werd. Normalisatie en constanten werden toegepast om een werkende theorie te verkrijgen maar fundamenteel kwam er niets boven drijven.
Ik kon mezelf er niet in vinden. Een gewaarwording die mijn blik op de wetenschap en het vooruitgangskarakter ervan danig in de war schopte. Datgene waar ik mijn hoop op had gevestigd om iets werkelijks te vinden bleek niet zo heel erg werkelijk te zijn. Er miste iets, iets tastbaars.
Nogmaals door het putje
Wederom leek ik door mijn rationaliteit meegenomen te zijn en wederom bleek het een lege huls. Alles wat tastbaar was bestond nog gewoon zoals het altijd bestaan had maar ik was nog geen stap dichter bij dat wat het echt maakte. De tastbare wereld bestond en ik bestond maar geen van beiden bleek een fundament te hebben waar ik de vinger op kon leggen. Er was niets maar toch was het er.
De twee doordringende NEE-ervaringen die ik had op de middelbare school kwamen weer bovendrijven en ik begon in te zien dat die niet voor niets waren geweest. Ze waren terecht zoals ik nu kon zien en ik raakte een beetje van slag. Wat wist ik toen wat ik nu pas kon begrijpen? Wie was ik of wat was het dat dat toen kon weten? Mijn chronologie leek wat aangetast te worden.
De verwarring werd nog wat groter toen ik te maken kreeg met ervaringen die me in eerste instantie grote angst aanjoegen. Mijn stress was behoorlijk door de langzaam doordringende realisatie dat ik mogelijk weer niets zou vinden op het pad van de wetenschap en daarom probeerde ik ’s nachts te slapen door eerst wat te ontspannen. Ik herinnerde mij gecontroleerde ademhaling welke ik geleerd had tijdens mijn jeugd als judoka en probeerde de stress er door middel van ademhaling uit te persen. Rust in, stress uit.
Als de wereld al niet vreemd voor me was dan werd ze nu nog veel
vreemder. Ik werd een aantal keren wakker in mijn slaap maar het lichaam
niet. Wat ik ook probeerde, ik kon mijn arm of been niet bewegen, ze
waren loodzwaar en niet van plan om ook maar iets te doen. Ik zag mezelf
liggen in bed alsof ik mezelf bekeek. Een vreemd iets speelde zich af.
Als ik probeerde mijn arm te bewegen dan leek alles normaal, behalve dat
de arm niet bewoog, probeerde ik niets dan was ik mezelf van buitenaf
aan het bekijken.
Deze ervaringen werden nog gecomplementeerd door een aantal keren
heftige strijd. Ik merkte dat ik opgetild werd uit mijn bed, dat ik uit
mijn lichaam werd getrokken, en verzette mij daar hevig tegen. Het waren
vreemde en enigszins beangstigende ervaringen die, hoe kan het ook
anders, toch weer een vorm van nieuwsgierigheid bij me hadden
aangeboord.
Ik kon er weinig mee en kon ze vooralsnog slechts laten voor wat ze waren. Ik had een andere teleurstelling te verwerken en deze greep best in. Het idee dat de wetenschap wat autoriteit aan het verliezen was maakte het moeilijk om nog een houvast te vinden dat mezelf overeind hield.
Ik raakte alles dat op vertrouwen leek weer kwijt en werd wat neerslachtig ondanks dat ik sociaal-economisch weer op de weg terug was. Het kantoortje was uitgebreid met de rest van het pand en omgebouwd tot een prachtig appartement, financieel was ik weer vrij en ook bewoog ik me weer meer onder mensen. Toch raakte ik vermoeid en had alle mogelijke moeite om mezelf tot iets te zetten. Weer moest ik mezelf het bed uit slepen om dan te merken dat er geen intrinsieke motivatie was maar slechts een moeten dat me vermoeid hield en uitputte.
Ditmaal verloor ik het contact met de buitenwereldse werkelijkheid niet in zijn geheel. Ik kreeg het vermoeden dat er mogelijk wat me aan de hand was, een ziekte of iets onder de leden, en bezocht mijn huisarts. Deze vertelde me dat ik aan een vrij zware depressie leed. Ik was volledig onbekend met het bestaan of de inhoud van een depressie en hoorde hem vertellen dat het een probleem was dat tussen de oren zat.
Hij wist me te vertellen dat er drie behandelingen mogelijk waren, therapie, medicijnen of, een stevige blik naar binnen. Dat laatste kwam er wat vreemd uit en hij vertelde me dat ik daar wel uit zou komen omdat ik daar de capaciteiten voor had.
Het kwam allemaal wat raar over, ik vroeg hulp voor een probleem aan iemand die ik één of twee keer had gezien en het resultaat was dat ik naar huis werd gestuurd met de boodschap dat ik dat zelf wel op kon lossen. Het hele expliciete “daar heb je de capaciteiten voor” was een raadsel dat me nog lang zou plagen.